OGO, Ontwikkelingsgericht onderwijs
Ieder kind bekijkt de wereld vol verwondering en nieuwsgierigheid. Ze leren door nieuwe dingen te bekijken, te voelen, te proeven en te horen. Deze vaardigheden maken van hen grote onderzoekers en dat vraagt om onderwijs dat inspeelt op deze natuurlijke nieuwsgierigheid.
OGO kenmerkt zich door de zogenaamde drie B’s:
- Betekenis
- Bemiddeling
- Betrokkenheid
Door activiteiten betekenisvol te maken voor de kinderen, waarbij de teamleden een bemiddelende rol aannemen, creëren wij betrokkenheid bij onze kinderen.
OGO richt zich op drie pijlers van waaruit kinderen zich verder kunnen ontwikkelen:
- Zelfvertrouwen
- Nieuwsgierigheid
- Emotionele vrijheid
Om dit te bereiken, laten we kinderen van én met elkaar leren. Ze zien wat anderen doen, kopiëren het gedrag en ontdekken daarmee nieuwe mogelijkheden. Dit doen ze in een rijke leeromgeving in en om het kindcentrum, met activiteiten die aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen. In de onderbouw staat spel centraal en in de bovenbouw wordt er gewerkt vanuit onderzoeksactiviteiten.
Binnen deze activiteiten wordt gezorgd dat elk kind zich veilig voelt en worden de kinderen op eigen niveau uitgedaagd tot het zetten van stappen. Dat is leren in de zone van naaste ontwikkeling: een kind bouwt samen met de leerkracht voort op wat hij of zij al weet, maar dit moet wel nieuw of uitdagend zijn. Het kind staat aan het roer en de leerkracht vergroot de kwaliteit van de ontdekkingsreis door mee te sturen.